Geschiedenis

Het beroep van advocaat is onlosmakelijk verbonden met een rechtstaat, hoe primitief dan ook in zijn wording. Beoefenaars van eenzelfde beroep verenigden zich voor hun beroepsbelangen, welk groepering toezag op de werking en toetreding tot het beroep (de gilden). De eerste voorlopers van de hedendaagse advocaat worden teruggevonden in het zestiende eeuwse Parijs. Doordat het recht nauw verbonden was (en is) met het gezag van de vorst, werd de advocaat tegelijk ook als een vertegenwoordiger van het gezag aanzien. Dit is op heden nog zo, nu een advocaat de eed van gehoorzaamheid dient af te leggen aan de Koning, de grondwet en de wetten van het Belgische volk bij zijn benoeming.

Naast deze beroepsgroepering ontstonden ook verwante verenigingen waarin het beroep werd uitgeoefend met het oog op een bepaald maatschappelijk doel. Het bekendste voorbeeld in de Middelleeuwen van dergelijke verenigingen waren de Sint-Ivo gilden van advocaten die ijverden voor bijstaan aan arme rechtszoekenden, wat o.a. uitmondde in twee adviezen van de Vlaamse Raad d.d. 23 maart 1684 en 10 november 1733, en een Oostenrijks Keizerlijk en Koninklijk besluit van 8 november 1733 houdende gratis procesrecht voor minvermogenden onder de procedure benaming ‘PRO DEO ET SANCTO YVONE’ mits bewijs van onvermogendheid beoordeeld door de gilde (Théodore van ELEWYCK, La confrérie de St-Yves à Gand, openingsrede Hof van Beroep te Gent van 1 oktober 1925, Ed. VERCAUTEREN, Gent, 1925, p. 22 -23).

Door de Franse revolutie wordt deze traditie, gesteund op de Christelijke notie van caritas, beëindigd. Het beroep van advocaat wordt trouwens ook enige tijd afgeschaft wat tot de beruchte ‘volksrechtbanken’ leidde waar eenieder alleen of in groep zijn eisen kwam voordragen, of liet voordragen door wat men heden populisten zou noemen.

Het is onder Keizer Napoléon I dat de Ordes van advocaten opnieuw worden ingevoerd door het Keizerlijk Decreet van 14 december 1810, waarbij de Ordes van advocaten benoemd worden door het openbaar ministerie.. en enkel ‘politiek correcte’ advocaten op de lijsten van de balies worden toegelaten door deze Ordes. Dit decreet voorzag daarnaast in een verbod op vereniging van advocaten naast de Orde, behoudens bijeenkomsten op bevel van de Stafhouder of het parket-generaal. Betreffende de minvermogende, werd de oprichting voorzien van ‘bureaux de consultations gratuites’ die dienden voorzien door de Ordes. Zo werd het vrijwilligerswerk van de afgeschafte gilden gemonopoliseerd door de Staat.

Bij de Belgische revolutie beslisten de advocaten om hun beroep zelf te organiseren, tegen dit Decreet in, wat na enkele jaren politiek touwgetrek werd aanvaard door het openbaar ministerie. Men kan dan ook stellen dat tot aan de invoering van het nieuw gerechtelijk wetboek in 1967, de advocatuur grotendeels autonoom haar werking bepaalde.

Begin twintigste eeuw werden enkele broederschappen van Sint-Ivo terug opgericht bij enkele balies en erkend door de Katholieke Kerk (bv. Brussel (december 1916), Antwerpen (1911), Brugge en Gent (1924) (Théodore van ELEWYCK, o.c., p. 26), maar die besloten geen alternatief te vormen voor de georganiseerde bureaus voor gratis consultatie.

De jonge balies op hun beurt ontstonden uit die bureaus voor gratis consultatie in het jonge België, waar door het Koninklijk Besluit van 5 augustus 1836 het principe van die bureaus als één van de plichten van de Ordes van advocaten werd bevestigd. Zo wordt in een boek dat werd opgemaakt op beslissing van de Tuchtraad van de Brusselse Balie van 19 juli 1868 (M. PICARD en DUCHAINE, Manuel de la profession d’avocat en Belgique, Tuchtraad van de Brusselse Balie, Brussel, 1868, p. 19 – 27 en 34 – 39) de eerste jaren beschreven van het ontstaan van de Belgische Ordes van advocaten en de jonge balies. Daarin leest men dat er een vereniging van advocaten werd opgericht te Brussel die zich van het keizerlijk decreet niets meer aantrok, zich beroepend op het grondwettelijk recht van vereniging, en een eigen werking stemde. Door voornoemd K.B. van 5 augustus 1836 wordt het verbod op vereniging van advocaten afgeschaft maar tegelijk ook weerom een tuchtraad in gevoerd..

Voor wat betreft de jonge balie van Brussel (‘la Conférence du jeune barreau’ zoals zij heden als feitelijke vereniging nog steeds bestaat) wordt beschreven dat deze op 10 december 1840 ontstond. Op die datum overhandigden de Stafhouder, de secretaris en de voorzitter van het bureau aan de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Brussel het voorstel om het bureau tevens aan te wenden om over rechtsvragen te debatteren, en de meest eloquente stagiairs aan te duiden om de minvermogende rechtzoekende of beschuldigden te mogen verdedigen voor de kamers van het Hof van Beroep.

Vanaf 1852 ontstond blijkbaar tevens de gewoonte om het werkingsjaar aan te vatten met een rede, en in 1865 werd een eigen permanentie georganiseerd om minvermogenden in strafzaken bij te staan. Tegen 1868 wordt deze jonge balie omschreven als geheel onafhankelijk van de bureaus voor gratis consultatie, met een eigen bestuur, middelen en lokalen in het Justitiepaleis. Pogingen om de lessen, pleitoefeningen en activiteiten georganiseerd door de jonge balie te verplichten aan stagiairs, stuitten op wettelijke bezwaren, nu de vorming van de stagiairs was opgedragen aan de Orde.

Gelijkaardige werkingen ontstaan nadien in zowat alle balies van het land (M. MAHIEU en J. BAUDREZ, De Belgische Advocatuur, Leiland, Kuurne, 1980, p. 245, nr. 1051). Deze auteurs bevestigen dat de doelstelling van deze jonge balies op heden zijn : het begeleiden van jonge advocaten en het organiseren van de betrekkingen van de balie naar andere balies of actoren van het recht, openbare zittingen, waaronder de zitting van de aanvang van het gerechtelijk jaar met een openingsrede. Tevens hebben zij als doelstellingen de collegialiteit onder de leden van de balie te stimuleren door allerhande activiteiten, de professionele bekwaamheid mede te bevorderen..

Kortom de jonge balies vullen de werking van de balie aan daar waar de wettelijke bevoegdheden van de Orde stoppen, en staat waar zij kan deze Orde bij in de verwezenlijking van haar wettelijk opdrachten.

Daar waar de ordes vnl. de bevoegdheid hadden van tuchtraden, was de opdracht van de jonge balies essentieel voor de andere aspecten van het beroep. Gaandeweg kregen de ordes meer wettelijke opdrachten.

Zo schrijven de auteurs M. MAHIEU en J. BAUDREZ (o.c., p. 245, nr. 1047) dat de krachtens artikel 456, alinea 6 Ger.W. opgelegde verplichtingen aan de Orde mede worden gedragen door de jonge Balies. Dit artikel bepaalt :

“Hij organiseert conferenties, die de jonge advocaten-stagiairs moeten bijwonen ten einde zich vertrouwd te maken met de regels van het beroep en zich in het pleiten te oefenen.”

Ook auteur Jo STEVENS, oud-Stafhouder van de balie te Antwerpen, en gewezen voorzitter van de Orde van Vlaamse Balies, schrijft in 1997 (Jo STEVENS, Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, Balie Antwerpen, Kluwer, Antwerpen, 1997, 2de Editie, p. 44 -45 en 159 – 161) dat de balie door haar belang in onze rechtstaat door het gerechtelijk wetboek een rechtspersoonlijkheid kreeg (artikel 431 Ger.W.) en aanverwant is met instellingen van publiek recht ( J. STEVENS, o.c., p. 44)..

De jonge balies worden door deze auteurs omschreven als vrije verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid , die meestendeels reeds sedert de vorige eeuw bestaan, en die oorspronkelijk gegroeid zijn uit een verlangen pleitoefeningen te organiseren (daarom draagt b.v. de Conferentie van de Jonge Balie te Brussel nog steeds de naam ‘Vlaams Pleitgenootschap’). Zij verzorgen een veelomvattend programma van activiteiten in de loop van het gerechtelijk jaar : discussieavonden, voorlichtingsvergaderingen over actuele problemen van recht of advocatuur, referaten door sprekers uit binnen- en buitenland, naast algemene culturele en ontspanningsactiviteiten. De conferenties nemen in belangrijke mate de taak van public relations van de balies, ten aanzien van de binnen- en buitenlandse confraters, magistraten, overheden en het algemeen publiek op zich en werken in dat verband zeer nauw samen met de Raad van de Orde en de Stafhouder… Deze auteur geeft verder aan dat jonge balies een voorzitter verkiezen uit haar leden en een bestuur.

De term ‘jonge’ balie is dan ook enigszins misleidend ; raadsleden, stafhouders en oudere advocaten zijn in regel trouwe leden van deze verenigingen, nu hun werking als essentieel wordt beschouwd voor het beroep. Traditioneel wordt de werking wel overgelaten aan jongere confraters die zich zo ook kunnen inwerken in de tradities en ongeschreven regels m.b.t. de verhoudingen tot andere ordes, politici, magistraten en administraties die van belang zijn voor het beroep.

Bij de parlementaire besprekingen die aanleiding gaven tot de invoering van het Gerechtelijk Wetboek (Verslag VAN REEPINGEN, Pasin., 1969, p. 302 e.v. (meerbepaald p. 382)) geeft de rapporteur uitdrukkelijk aan dat de balie van publiek recht is zodat alle onderdelen van zijn werking en organisatie van essentieel belang zijn. En stelt hij dat het nieuw gerechtelijk wetboek vooral de werking van de Orde van Advocaten viseert (voorheen de tuchtraden). Er wordt dan ook een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de balie (het geheel van advocaten die het beroep uitoefenen) en de orde (het orgaan dat bij wet de rechtspersoonlijkheid én plicht heeft om namens dit geheel te handelen en toe te zien op die onderdelen van het beroep die raken aan de werking van de rechtstaat).

Deze Orde van advocaten wordt heden gedefinieerd door artikel 431 Ger.W. als volgt :

“De Orde van advocaten bestaat uit de advocaten die op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere Lid-Staat van de Europese Unie of op de lijst van de stagiairs zijn ingeschreven. Zij bezit rechtspersoonlijkheid.”

In artikel 435 Ger.W. wordt bepaald :

“De stageverplichtingen worden vastgesteld door de raad van de Orde, onverminderd de macht verleend aan de algemene raad krachtens artikel 494. Behoudens vrijstelling verleend door de overheid van de Orde, mag de stage niet worden onderbroken of geschorst.”

En in artikel 456 Ger.W. :

“De raad van de Orde heeft opdracht om:
– de eer van de Orde van Advocaten op te houden;
– de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan hun beroep ten grondslag liggen, te handhaven;
– de inbreuken daarop en de tekortkomingen tuchtrechtelijk te beteugelen of te straffen, onverminderd het optreden van de rechtbanken, indien daartoe grond bestaat.
– Hij waakt voor het nakomen van alle verplichtingen van de stage, waarvan hij de duur eventueel kan verlengen, onverminderd het recht om de opneming in het tableau te weigeren.
– Hij richt conferenties in, die de jonge advocaten-stagiairs moeten bijwonen ten einde zich vertrouwd te maken met de regels van het beroep en zich in het pleiten te oefenen.
– Iedere stagiair die uiterlijk vijf jaar na zijn toelating niet doet blijken dat hij alle door zijn balie gestelde verplichtingen heeft nagekomen, kan uit de lijst worden weggelaten.”

En in artikel Art. 508/2 Ger.W. wordt gesteld :

Ҥ 1. In elk gerechtelijk arrondissement is er een commissie voor juridische bijstand. In het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn er twee commissies: de Nederlandse commissie voor juridische bijstand en de Franse commissie voor juridische bijstand. De commissie voor juridische bijstand heeft rechtspersoonlijkheid en stelt haar huishoudelijk reglement op.
§ 2. De commissie heeft haar zetel in de hoofdplaats van het arrondissement of in enige andere plaats die zij aanwijst.
§ 3. De commissie is paritair samengesteld uit eensdeels vertegenwoordigers van de balie die worden aangewezen door de Orde van Advocaten van het betrokken gerechtelijk arrondissement en anderdeels vertegenwoordigers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en erkende organisaties voor juridische bijstand.
De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere regels van erkenning van de organisaties voor juridische bijstand, de samenstelling en de werking van de commissie.”

Bij de uitvoering van deze diverse wettelijke taken heerst het gebruik dat bestuursleden van de jonge balies en leden van de Raad van de Orde als vertegenwoordigers van de balie de opdrachten verdelen m.b.t. de werking van deze commissies.

Uit wat voorafgaat kan besloten worden dat de jonge balies een wezenlijk onderdeel vormen van de werking van de gehele balie waartoe zij behoren (zo zijn hun activiteiten steeds toegankelijk voor advocaten die geen lid zijn), en in die functie ook bijdragen aan de wettelijke opdrachten die de bij wet bepaalde vertegenwoordiging van de balie, de orde, krijgt opgelegd namens het algemeen belang.

Alhoewel de activiteiten van het Vlaams Pleitgenootschap zich geheel inschrijven in deze traditie van jonge balies, is de toestand van het Vlaams Pleitgenootschap bijzonder tegenover de andere jonge balies. En dit om twee redenen, die telkens hun oorsprong vinden in taalperikelen, en hun weerslag vinden in de statuten van het Vlaams Pleitgenootschap. Enige toelichting omtrent deze redenen lijkt nuttig.

Zo bepalen de statuten van het Vlaams Pleitgenootschap dat haar maatschappelijke opdracht omhelst (artikel 6 van haar statuten) :

“De vereniging heeft geen enkel winstoogmerk. De vereniging stelt zich tot doel de Nederlandse cultuur en in het bijzonder de rechtscultuur alsmede het rechtsleven in België te bevorderen en te ontwikkelen. Zij tracht dit doel te bereiken met alle middelen en onder meer door een nauwe onderlinge samenwerking in het leven te roepen tussen alle Nederlandstalige advocaten bij de Balie te Brussel en door zorg te dragen voor de beroepsopleiding en de voorlichting van de jongere leden van de Balie.”

Naast de drie gebruikelijke opdrachten (rechtscultuur, samenwerking en opleiding) van een jonge balie, word in de statuten eveneens een algemene opdracht gegeven aan haar bestuur tot het bevorderen van de Nederlandse cultuur.

De oorsprong van deze opdracht is historisch ; het Vlaams Pleitgenootschap ontstond uit sociale bewogenheid voor het lot van Vlaamse rechtsonderhorigen die in het Frans werden gevonnist zonder dat zij zich konden verweren tegen de verwijten die het openbaar ministerie hen in het Frans maakte. De ontstaansgeschiedenis van het Vlaamse Pleitgenootschap wordt uitgebreid beschreven in het boek dat werd uitgegeven in 1991 n.a.v. het honderdjarig bestaan van deze jonge balie (C. MATHEEUSSEN, Honderd jaar Vlaams Pleitgenootschap bij de Balie te Brussel 1891 – 1991. Een verhaal van Vlamingen in hun hoofdstad., LANNOO, Tielt, 1992).

Dit ontstaan kan samengevat worden als groeiende uit de verzetsdaad van enkelingen tegen al te schrijnende schendingen van de rechten van verdediging, tot het bevorderen bij confraters (Franstalige én Nederlandstalige) van de Nederlandse taal t.g.o. de Vlaamse dialecten die niet geschikt waren om aangewend te worden in rechtszalen en procesakten, het aanpassen van Franstalige wetteksten naar Nederlandse bewoordingen, naar het lobbyen voor verbeteringen aan de taalwetgeving.

Het Vlaams Pleitgenootschap heeft ook grote invloed gehad, met andere Vlaamse jonge balies, op het tot stand komen van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken van 1935 en diverse andere wetten die het lot van de Vlaming moest verbeteren in de contacten met het gerecht. Dit betroffen allen initiatieven de het beroep van de Nederlandstalige advocaat aanbelangden.

Deze eeuwenlange inzet van deze ‘rebelse’ jonge balie in de (hoofdzakelijk Franstalige) Orde van Advocaten te Brussel, welke dus twee jonge balies had, een Franstalige (zie hierboven) en een Nederlandstalige, en voortduurde nà de invoering van het Gerechtelijk Wetboek van 1967, mondde uit in de wettelijke regeling voor de oprichting van een Nederlandse Orde van Advocaten te Brussel in 1984 (Parl. Doc., Senaat, zitting 1983 – 1984, 598/2, p. 1 tot 4). Er is dan ook sprake van een jonge balie die de ‘Orde’ van haar balie baarde, wat een uniek gegeven is in België.

Deze opdracht voor de Nederlandse cultuur in de statuten van het Vlaams Pleitgenootschap dient dan ook in een historische zin begrepen, teneinde haar de mogelijkheid te geven om het voortouw te nemen in communautaire discussies die de belangen van de Nederlandstalige balie en rechtszoekenden raken. Deze verwijzing valt dan ook onder dezelfde noemer te plaatsen van interne werking en organisatie van balies welke de werking van het beroep van advocaat aanbelangen, en daardoor mede van publiek belang zijn en resulteerden in de oprichting van een Nederlandse Orde van Advocaten te Brussel.

In 2004 opteerde de feitelijke vereniging het Vlaams Pleitgenootschap de rechtsvorm van een VZW aan te nemen. De oudste jonge balie die een rechtspersoonlijkheid aannam, is deze van Luik, nl. in 1927 nam deze jonge balie de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk aan. Het opteren voor een rechtspersoonlijkheid door het Vlaams Pleitgenootschap was voor haar van belang voor de organisatie van de steeds belangrijkere openingsactiviteiten, opleidingen e.d. wegens een fors aangroeiende balie in de voorafgaande jaren, het verduidelijken van het sociaal statut van de deeltijds secretaresse en het beheer van budgetten die steeds belangrijker werden qua financiële omvang (bv. jaarlijks openingsbanket voor gemiddelde vijfhonderd man, vertegenwoordiging in de andere balies van de Europese Unie als vertegenwoordigster van de Europese hoofdstad, of in ander continenten, het drukken van het driemaandelijks tijdschrift voor de balie). Naar de sponsors en contractanten toe bod dit een duidelijker kader, en vermijdt dit dat de voorzitters of enkele bestuurders persoonlijk aansprakelijk zijn voor activiteiten van dergelijke omvang.

Meer recent opteerden nog twee andere jonge balies rechtspersoonlijkheid te verwerven : de jonge balies van Marche-en-Famenne en Verviers.

Het al dan niet aannemen van rechtspersoonlijkheid heeft een invloed op de manier waarop doelstellingen worden gerealiseerd, maar niet op de doelstellingen zelf, die zich geheel blijven inschrijven in de traditie die hierboven werd geschetst, en gemeen is aan de jonge balies.

Dit dubbele aspect van het Vlaams Pleitgenootschap bevestigt des te meer haar betrokkenheid en rol in de werking en organisatie van de balie. Door geen rechtspersoonlijkheid met winstoogmerk aan te nemen beklemtoont het Vlaams Pleitgenootschap het gegeven dat zij – waar zij kan – dienend is voor de belangen van die balie.

Archief

Het VPG-bestuur heeft beslist het archiefmateriaal waarover zij nog beschikt te deponeren bij het AMVC-Letterenhuis.

Hierbij doen wij een oproep aan alle oud-bestuursleden om archiefmateriaal waarover zij nog zouden beschikken eveneens te deponeren. Wie wil, kan daarbij voorwaarden i.v.m. raadpleging, embargo, e.d.m. bedingen.

Wie een kijkje wil nemen in de rijke bestanden van het AMVC kan dit nu reeds op het web doen via http://museum.antwerpen.be/amvc_letterenhuis/agrippa.html)